Collectie Bart de Kok en Jozef van Poppel

http://lod.ehri-project-test.eu/units/nl-002891-nl_saa_22626598 an entity of type: Record

Collectie Bart de Kok en Jozef van Poppel 
Collectie Bart de Kok en Jozef van Poppel 
1931 - 1944 
Inleiding In 2010 werden op een zolder in Amsterdam-Zuid een groot aantal foto's gevonden die werden gemaakt door de 'foute' fotograaf Bart de Kok. Het zijn unieke foto's van onder meer de anti-joodse relletjes op het Thorbeckeplein in februari 1941, de fouilleeractie op tientallen joodse handelaren in de Diamantbeurs in 1942 en foto's van tientallen kleine en grotere 'politieke gebeurtenissen' op straat. De ruim 250 foto's werden in het huis verstopt door Joseph van Poppel, V-Mann en verrader van onder anderen medewerkers van de verzetskrant Het Parool. Enkele foto's uit de collectie waren al bekend door publicatie in de contemporaine pers, met name foto's van het oprollen van illegale slachterijen die door verschillende kranten werden afgenomen, al dan niet voorzien van antisemitische commentaren. Ook waren enkele foto's al bekend doordat er afdrukken bij het Stadsarchief en het Niod waren terecht gekomen. Bij het Niod bevindt zich ook de beruchte serie foto's die de Kok in 1943 maakte op het Muiderpoortstation waarin hij mensen fotografeerde die er wachtten op hun deportatie. Ook uit die serie is in de oorlog gepubliceerd. Bart de Kok Lambertus Jasper de Kok, op 6 september 1896 geboren te Nijmegen, begon in 1925 begon een zaak in technische bedrijfsfotografie. Tijdens de mobilisatie in de herfst van 1939, meldde hij zich bij de vrijwillige Burgerwacht. Hij werd er sergeant, zijn werk was het 'africhten van rekruten' en het bewaken van de elektriciteitscentrale in Amsterdam-Noord. Bij het uitbreken van de oorlog zat hij aan bureau Singel van de Burgerwacht. Meteen na de inval van de Duitsers werd een groot aantal NSB'ers opgepakt en in kampen geïnterneerd. De Kok was een van degenen die deze 'foute' Nederlanders bewaakte. Tijdens een verhoor kort na oorlog zei hij: 'Een nacht heb ik toen dienst gedaan aan de Markthallen bij het bewaken van N.S.B.'ers. Mijn werk bij de Burgerwacht heb ik als goed Nederlander zonder eenige partijzucht gedaan.' Goed Nederlander bleef De Kok niet lang. Vrijwel onmiddellijk na de capitulatie wilde hij lid worden van de NSB, maar zijn verleden als lid van de Burgerwacht zat hem in de weg. Hij vroeg zijn buurman Heinrich Rosenkrantz - een geboren Amsterdammer - hem te helpen. De Kok moest zijn loyaliteit aan de NSB bewijzen, was het antwoord. Een mogelijkheid daartoe vond De Kok toen hij op straat een bekende tegenkwam, iemand die voor de oorlog ook bij de Burgerwacht had gezeten. De man vroeg De Kok die avond op de Dam te komen, omdat daar 'iets interessants' viel te beleven. Op de Dam trof hij een groep jongemannen en één wat oudere man: Frans Enseler. De groep noemde zich Trouw en wilde ageren tegen de bezetter. Afgesproken werd leuzen te schilderen op de Dam en kringhuizen van de NSB. De Kok vertelde dat aan buurman Rosenkrantz, die hem introduceerde bij een man die zich De Klerk noemde maar in werkelijkheid Joseph Hoosemans heette. Deze Hoosemans - hij kwam uit Den Haag - werkte voor de Sicherheitsdienst (SD, de politieke politie van de bezetter) en gaf De Kok opdracht de bijeenkomsten van Trouw te blijven bezoeken. De Kok werd agent-provocateur. Regelmatig bracht hij Hoosemans verslag uit tijdens ontmoetingen in hotel Suisse of café Het Brouwerswapen. Op instigatie van Hoosemans bood hij trotyl aan, waarmee die kringhuizen konden worden opgeblazen in plaats van alleen beklad. Uiteindelijk gaf De Kok de namen van meer dan twintig mensen door aan de SD, van wie een aantal werd berecht wegens het bezit van 'handgranaten, munitie, springstoffen en zenders' en het verspreiden van vlugschriften. Twee van hen overleefden de oorlog niet, al was dat niet het rechtstreekse gevolg van het verraad door De Kok. De groep Trouw had overigens niets te maken met de verzetskrant Trouw. Joseph van Poppel Joseph van Poppel, Brabander van geboorte, werkte al voor de oorlog voor de Duitsers, bij de Abteilung II van de Abwehr: de sabotageafdeling. Met anderen moest hij kort voor en tijdens de inval van de Duitsers in Nederland aanslagen plegen met het doel die inval te versnellen. Van Poppel en de zijnen ontvingen echter geen springstoffen en kwamen daarom niet tot inzet. Na de capitulatie van Nederland op 15 mei 1940 werd de Abwehrstelle Nederland opgericht, maar voor wat sabotage betrof viel Nederland onder de Abwehrstelle België. Dat bracht Joseph - hij noemde zich Jos - van Poppel naar België, waar hij werd uitgeleend aan afdeling 3F van de Abwehr, die zich met contraspionage bezighield. De baas van Van Poppel was de Duitser dr. Wilhelm Bodens, die zelf onder de schuilnaam Op den Boom in het verzet infiltreerde. Van Poppel infiltreerde eveneens in het verzet. Prof.dr. Loe de Jong noemde Van Poppel een onderwereldfiguur met psychopatische trekken. Van Poppel was een antisemiet. In augustus 1940 gaf hij een blaadje uit, getiteld 'De doodsklok, volksdagblad bij de opruiming van het jodendom', dat eens in de veertien dagen in een oplage van tweeduizend exemplaren uitkwam. Het werd door de Duitsers verboden. Van Poppel begon zijn werkzaamheden voor de bezetter met het ronselen van medewerkers voor de sabotageafdeling van de Abwehr, waarvoor hij heel het land door reisde. Tientallen mannen bleken bereid voor 50, 75 of 100 gulden in Brussel een opleiding te volgen. In 1942 leerde Van Poppel in België de joodse Helena Lam kennen. Ze woonde toen nog in Brasschaat, maar op verzoek van Van Poppel verhuisde ze naar de Rue Leonardo da Vinci in Brussel. Van Poppel wist het vertrouwen te winnen van Nederlanders die naar Zwitserland of Portugal wilden, om vandaar naar Engeland te gaan. Het huis van Lena Lam in Brussel werd een doorgangshuis - alleen niet naar Zwitserland of Portugal, maar naar de gevangenis en/of concentratiekampen. Van Poppel zette zijn verraderswerk voort. De foto's Ergens in 1941 stelde Van Poppel Bart de Kok voor aan de Beauftragte für die Presse Boijes. Boijes gaf De Kok opdracht foto's van 'al het politieke gebeuren' te maken: optochten van de WA (de gewelddadige 'ordedienst' van de NSB) en relletjes tussen WA'ers en leden van de Nederlandsche Unie. De Kok maakte echter ook foto's op verzoek van een rechercheur van de Amsterdamse politie, die bij de Crisis Controle Dienst (CCD) was gedetacheerd: Willem Klarenbeek. Deze man liet zich fotograferen terwijl hij joodse diamanthandelaren fouilleerde, joden arresteerde en naar bureau Doelenstraat bracht en joden oppakte wegens het illegaal slachten van schapen en koeien. Voor zover bekend is Klarenbeek de enige 'foute' rechercheur die zich uitgebreid tijdens zijn werk liet fotograferen. De Kok kreeg 50 cent per foto. Hij vond dat weliswaar te weinig, maar Boijes had gezegd dat het zijn plicht als NSB'er was mee te werken. De negatieven moest hij inleveren, ook van de foto's die hij niet aan de Duitsers verkocht, ongetwijfeld zonder de bezetter daarvan op de hoogte te brengen. Wat Boijes niet wist, is dat De Kok van elke foto die hij maakte ook een afdruk aan Joseph van Poppel leverde, ook van de foto's die De Kok niet aan de bezetter verkocht. Vermoedelijk waren er dus drie sets foto's. De foto's die bij De Kok thuis werden gevonden, de foto's die De Kok aan Boijes gaf en de door Joseph van Poppel verstopte foto's die nu in het pand in Amsterdam-Zuid zijn gevonden. Wat Van Poppel met de foto's wilde, is niet bekend. In totaal maakte De Kok honderden foto's. Een beperkt aantal daarvan was al bekend, zoals hierboven reeds is opgemerkt, zoals een eerder gepubliceerde foto van een inval van het CCD in het café van Wolf Hartlooper aan de Nieuwmarkt 15. Nieuw zijn daarentegen enkele foto's van diezelfde gebeurtenis die door De Kok zijn afgekeurd, vermoedelijk uit fototechnische overwegingen. De overige foto's zijn niet eerder gepubliceerd. In totaal gaat het om zo'n 250 foto's, gemaakt bij tientallen (politieke) gelegenheden. In 1943 had de bezetter geen werk meer voor De Kok, vertelde hij na de oorlog tijdens een verhoor. 'Dit fotografeeren heb ik gedaan tot 1943. Toen vertrok Boijes naar Den Haag en was daarmede mijn werk ten einde.' Het einde van de oorlog en daarna Eind 1944 kreeg De Kok als NSB'er een verplichte oproep voor de Landwacht (hulppolitie). Hij ging naar Zutphen voor de spoorlijnbewaking en later naar Harderwijk voor hetzelfde werk. Uit die periode zijn geen 'schanddaden' van De Kok bekend. Wel bleek dat hij al in het begin van de oorlog door een Duitse rechtbank was veroordeeld tot een boete van 100 gulden omdat hij een vuurwapen had uitgeleend aan zijn 'goede' NSB-vriend Frans van Dam, die er 'eind 1941' in het Amsterdamse bos een moord mee had gepleegd. In april 1944 moest de compagnie van De Kok zich melden voor de SS, maar hij was niet gegaan. Na de ontbinding van de compagnie ging hij naar Amsterdam, maar voelde zich daar 'vogelvrij' toen de bevrijding naderde. Vervolgens zwierf hij rond door Nederland, in onder andere Utrecht, Hilversum en Den Haag, waar hij in juli 1945 werd gearresteerd en in het Grand hotel te Scheveningen werd geïnterneerd. In december 1945 werd De Kok naar Amsterdam overgebracht. Uit de verhoren bleek toen dat De Kok ook voor de Abwehr had gewerkt, de contraspionagedienst van de bezetter. De Kok fotografeerde Nederlanders van wie de bezetter dacht dat ze anti-Duits waren. Voor deze foto's werd hij aanzienlijk beter betaald: hij kreeg er vijf gulden per stuk voor. Maar veel stelde dat werk niet voor, stelde het Bureau Nationale Veiligheid (BNV) na de oorlog vast. Op 12 juli 1945 doorzochten leden van het BNV (de voorloper van de BVD, nu AIVD) de woning van De Kok aan de Vijzelgracht 27 en namen een aantal foto's mee, die werden overhandigd aan 'de heer Chef Opsporingsdienst' van het BNV. De verblijfplaats van deze foto's is onbekend, mogelijk liggen ze nog bij de AIVD. Ook de woning van Van Poppel in Amsterdam-Zuid werd na de oorlog - twee maal - doorzocht, maar toen werden de foto's niet aangetroffen. Van Poppel werd, vanwege een traumatische neurose als gevolg van een ongeluk in 1932, te gestoord bevonden om berecht te worden. De Kok en Klarenbeek zijn daarentegen wel berecht en tot relatief korte gevangenisstraffen veroordeeld. Eind 2010 kwamen de door Bart de Kok vervaardigde foto's bij een verbouwing tevoorschijn, tezamen met foto's van Joseph van Poppel: tientallen familiefoto's en enkele foto's uit de oorlog. De vondst omvatte voorts het chequeboek van Van Poppel en enkele lege schriftjes van de joodse familie die het huis oorspronkelijk bewoonde: Martin Emil Levenbach, zijn vrouw Clara Fontijn en hun twee dochters Emily en Eva. De dochters hebben de oorlog overleefd. 

data from the linked data cloud