Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR), 1945-1958 (1983)

http://lod.ehri-project-test.eu/units/nl-003001-2_09_08 an entity of type: Record

Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR), 1945-1958 (1983) 
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie, Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR), 1945-1958 (1983) 
67.6 meter; 2329 inventarisnummers 
De bijzondere rechtspleging was in het leven geroepen om Nederlanders die oorlogsmisdaden hadden gepleegd, die hadden gecollaboreerd of die zich op andere wijze onvaderlandslievend hadden betoond te bestraffen. Aan de basis lag het Besluit Buitengewoon Strafrecht (BBS) (D61) van 22 december 1943. Bijzonder was de rechtspleging in zoverre dat er sprake was van een mengeling van burgerlijk en militair recht, een speciaal voor dat doel in het leven geroepen opsporingsapparaat en Bijzondere Gerechtshoven. Bovendien kregen de veroordeelde politieke delinquenten te maken met een bijzondere strafmaat. Na de bevrijding viel de arrestatie van 'foute Nederlanders' onder de verantwoordelijkheid van het Militair Gezag. In de praktijk verrichtte het verzet de meeste arrestaties (onder meer de Binnenlandse Strijdkrachten, BS), omdat zij over informatie beschikten en niet besmet waren. Daarover ontstond een conflict met de politie. Geleidelijk werd de rol van het verzet ingeperkt en de rol van politie en justitie versterkt. Op 1 maart 1946 droeg het Militair Gezag zijn bevoegdheden op het gebied van de bijzondere rechtspleging over aan het speciaal voor dit doel in het leven geroepen Directoraat-Generaal voor de Bijzondere Rechtspleging (DGBR), dat onder leiding stond van mr. B.I.A.A. ter Veer. Het Directoraat-Generaal coördineerde het hele opsporings- en vervolgingsbeleid tot aan de opheffing op 1 januari 1949. In januari 1946 zaten bijna 90.000 personen in voorarrest. De bijzondere rechtspleging bleek omvangrijk, arbeidsintensief en tijdrovend. Minister J.H. van Maarseveen besloot in te grijpen. Duizenden werden voorwaardelijk in vrijheid gesteld. De procedures werden vereenvoudigd en versneld en de rechtszekerheid van de verdachten werd beter geregeld. In 1949 en 1950 werden de bijzondere gerechtshoven opgeheven en het werk overgedragen aan de reguliere rechtbanken. De resterende werkzaamheden werden overgedragen aan het Bureau Bijzondere Rechtspleging. Het archief bevat circulaires en correspondentie en overige stukken betreffende de organisatie en administratie;; behandeling van gratieverzoeken; internering (van politieke delinquenten); stukken betreffende de coördinatie van alle activiteiten m.b.t. de opsporing en overdracht (ook vanuit het buitenland, speciaal Duitsland); collaboratierapporten; dossiers inzake bedrijven en organisaties, personen en overige onderwerpen; stukken m.b.t. de bewarings-en verblijfkampen, zoals klachten en inspecties; vervroegde invrijheidsstelling, vermindering van verbeurdverklaringen en herstel in rechten. 

data from the linked data cloud