Inventaris van het archief van de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten, 1949-1962 (1978)
http://lod.ehri-project-test.eu/units/nl-003001-j25642 an entity of type: Record
Inventaris van het archief van de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten, 1949-1962 (1978)
Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten
Cie. Aangifte Overlijden Vermisten
Inventaris van het archief van de Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten, 1949-1962 (1978)
Commissie tot het doen van Aangifte van Overlijden van Vermisten
Cie. Aangifte Overlijden Vermisten
105 inventarisnummers
0,00 meter
;
8.25 meter; 108 inventarisnummers
Na de oorlog waren er tienduizenden (in het bijzonder joodse) Nederlanders waarvan niet officieel vaststond dat zij waren overleden. Dat bracht allerlei juridische complicaties met zich mee, zoals bijvoorbeeld erfeniskwesties. Om deze problemen op te lossen werd in juni 1949 de 'Wet, houdende voorzieningen betreffende het opmaken van akten van overlijden van vermisten' van kracht. Deze wet bepaalde dat de minister van Justitie bij de burgerlijke stand een akte van overlijden kon laten opmaken. Het ministerie moest zorg dragen voor registratie van en onderzoek naar de vermisten. Dat onderzoek moest de kans minimaliseren dat de vermisten later alsnog opdoken met alle complicaties vandien. Die taak kwam te berusten bij de Commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten. De Commissie deed op eigen initiatief onderzoek naar vermisten, maar iedereen kon bij de Commissie ook aangifte van overlijden doen. In Amsterdam was een vaste ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente bezig met deze aangiftes. De Commissie deed vervolgens onderzoek naar de vermiste. Daarbij gebruikte de Commissie de gegevens van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis (NRK). De resultaten van dat onderzoek werden gepubliceerd in het Staatsblad. Was er na drie maanden nog geen reactie dan kon een akte van overlijden worden opgemaakt en werd de persoon ingeschreven in het 'Centraal register van akten van overlijden van vermisten'. Vanaf begin jaren vijftig nam het werk van de Commissie af en werd het bureau ingekrompen. In september 1962 werd de Commissie opgeheven. Incidentele gevallen werden door ambtenaren van het ministerie behandeld. Het archief bevat correspondentie, verslagen, circulaires betreffende de werkwijze, getuigenverhoren, gegevens over deportatietransporten, onder andere van Westerbork naar Auschwitz, van Westerbork naar Sobibor, van Bergen-Belsen naar Sachsenhausen, van Amersfoort naar Neuengamme, van Bergen-Belsen naar andere kampen, van Theresiënstadt naar Auschwitz, van Auschwitz naar Dora-Mittelbau, van Mechelen en Drancy naar Duitsland en Polen; vanuit Nederland naar Auschwitz, Bergen-Belsen en Theresiënstadt. Ook is er informatie aanwezig met betrekking tot het transport van de verpleegden en personeel van het psychiatrisch ziekenhuis"Apeldoornse Bo". Verder zijn er aangiftes van overlijden, opgave van in de concentratiekampen Westerbork en Buchenwald overleden Joden, die in Nederland begraven zijn in 1946 (met namenklapper), opgave van op het Joodse kerkhof te Tröbitz teraardebestelde overledenen (met namenklapper), dodenboek van Auschwitz en een alfabetische lijst van zich in Nederland bevindende joden, opgesteld door het Centraal registratiebureau voor joden, 1945. Tevens bevat het archief meer dan honderdduizend dossiers van vermiste personen en documentatie over de Duitse concentratiekampen. Overigens bevinden zich in dit archief ook dossiers van Nederlanders in dienst van de Duitse krijgsmacht waren getreden en als vermist waren opgegeven. Er zijn nadere toegangen via klappers en kaartsystemen. Zie 2.09.34.01
Het archief van de commissie bestaat uit een zeer omvangrijke serie dossiers betreffende vermiste personen (686 dozen) en zes dozen overige stukken. Hiertoe behoren de stukken betreffende de transporten en de door het Informatiebureau samengestelde, vermenigvuldigde en (o.a.) aan de commissie ter hand gestelde rapporten en boekwerkjes betreffende de transporten. Naast de stukken die op het Informatiebureau tot stand kwamen, bevinden zich in het archief enkele bescheiden die zijn opgemaakt naar aanleiding van getuigenverhoren.
Het archiefje dat dienstbaar werd gemaakt aan het bijhouden van administratief belangrijke beslissingen van Commissie of Minister, en van de Rechter in geval van verzet tegen een aangifte, bestond voornamelijk uit boekwerkjes. Arresten en vonnissen werden niet aangetroffen, met als enige uitzondering twee uittreksels uit rechtbankvonnissen (inv.nr. 75).
Door secretaris Fonteijn werd in april 1949 een verslag geschreven over de werkzaamheden van het bureau van de commissie tot en met 15 april 1949. Dit verslag, waarin hij ook de toekomstige werkzaamheden van het bureau behandelde, zond hij op 27 april 1949 aan het ministerie van Justitie (archief M.v.J.: Wetten 458) zonder een exemplaar achter te houden in zijn secretariaatsarchief. Daar de inhoud van bedoeld verslag echter van belang is, werd besloten om het te fotocopiëren en in dit archief op te nemen (Inv.nr. 9). Als bijlagen bij deze inventaris zijn onder andere opgenomen twee verschillende, door de commissie uitgegeven verklaringen van aangifte van overlijden, respectievelijk van een oorlogsslachtoffer en een watersnoodrampslachtoffer (Bijl. III en IV).
Van een oorspronkelijke orde in het archief is weinig gebleken. Weliswaar heeft men indertijd de stukken betreffende de deportatietransporten in één map verzameld en zijn de twee series dossiers geordend op dossiernummer, maar de rest van het archief moest geheel worden herordend.
Ten aanzien van de door de commissie verzamelde en/of verwerkte gegevens kan vrij duidelijk een scheiding worden gemaakt tussen de stukken betreffende de transporten (bij stukken van bijzondere aard, onder Ic.) en de door het Informatiebureau samengestelde, vermenigvuldigde en (o.a.) aan de commissie ter hand gestelde rapporten en boekwerkjes betreffende de transporten (aan te merken als documentatie). Het leek raadzaam om de groep stukken die zijn opgemaakt naar aanleiding van getuigenverhoren als een afzonderlijke eenheid in de inventaris op te nemen. Na de fase van het verzamelen van gegevens kon de commissie overgaan tot het vaststellen van de data van overlijden en het doen van aangifte. Vervolgens konden hiervan worden in kennis gesteld de Staatdrukkerij, de betrokkenen en de ambtenaren van de Burgerlijke Stand. De stukken die van deze handelingen de neerslag vormden zijn los van de hierboven besproken groep opgenomen bij stukken van bijzondere aard, onder II. Hieronder vallen ook de tienduizenden dossiers betreffende vermiste personen. Deze serie bestaat uit 686 pakken van elk 200 dossiertjes, die op dossiernummer zijn geordend (elk dossiertje bevat slechts vier à vijf stukken). Van elke zaak werd door de commissie bovendien nog een persoonskaart gemaakt, die werd opgenomen in een alfabetisch ingericht kaartsysteem. De serie dossiers is via dit kaartsysteem (inv.nr. 70) toegankelijk.