Nederlandse Beheersinstituut (NBI): Beheersdossiers Ned. Beheersinstituut / Beheersdossiers
http://lod.ehri-project-test.eu/instantiations/nl-003001-j25552-nld-nl_hana_2_09_16_ead_xml_nld an entity of type: Instantiation
Nederlandse Beheersinstituut (NBI): Beheersdossiers
Ned. Beheersinstituut / Beheersdossiers
Bij K.B. van 9 augustus 1945 werden ingesteld de Raad voor het Rechtsherstel, bedoeld in art. 4 van het Besluit Herstel Rechtsverkeer (K.B. van 17 september 1944, Staatsblad E 100) en het daar als onderdeel van diens Afdeling Beheer formeel deel van uitmakende Nederlandse Beheersinstituut, bedoeld in art. 33 van het Besluit Vijandelijk Vermogen (K.B. van 20 oktober 1944, Staatsblad E 133). Alle drie waren publiekrechtelijke rechtspersonen.
De taak (gedelegeerd door de Raad voor het Rechtsherstel) van het Instituut bestond uit:
Een groot aantal bevoegdheden op deze terreinen was op grond van wettelijke regelingen aan het NBI (gedelegeerd) toegewezen.
Op de toepassing van het Besluit E 133 oefenden krachtens art. 4 juncto 50 van dat besluit toezicht uit: de ministers van Justitie, van Financiën, van Handel, Nijverheid en Landbouw en van Koloniën.
De minister van Justitie was als eerste ondertekenaar ook verantwoordelijk voor terbeschikkingstelling van begrotingsgelden en de controle op de besteding daarvan. Met hem vond tevens geregeld overleg plaats over vraagstukken van uitvoering van NBI-werk. Additionele financiële middelen werden gevormd door de heffingen die het NBI kon opleggen en waarvan de grootte afhing van de omvang van het vermogen, b.v. 2% voor vermogens kleiner dan fl. 100.000 en 0,5% voor vermogens van fl. 1 miljoen gulden of meer.
Ook de afdeling Beheer van de Raad voor het Rechtsherstel, die haar taak aan het NBI gedelegeerd had, hield uiteraard een vinger aan de pols. Slechts voor de dagelijkse leiding was het NBI autonoom, in andere gevallen moest de voorzitter van de afdeling Beheer ingeschakeld worden voor actie of overleg. De Afdeling Rechtspraak of de voorzitter van de Raad kon als appèlrechter functioneren bij klachten inzake besluiten en handelingen van het NBI.
Het opsporen, beheren en liquideren van grote en kleine vermogens(bestanddelen) strekte zich uit over meer dan 150.000 gevallen. Daarvoor was een groot apparaat noodzakelijk (o.m. 2000 stafleden, 20.000 bewindvoerders en een onbekend, maar groot aantal beheerders). De directie of het hoofdkantoor werd landelijk dan ook bijgestaan door Vertegenwoordigers van het NBI (Inspecteurs van de Belastingen), aan wie een flink gedeelte van de bevoegdheden van het NBI was gedelegeerd. Het aantal Vertegenwoordigers fluctueerde in de loop der jaren. Het grootste aantal vertegenwoordigingen in het land heeft 64 bedragen. Daar waar de werkzaamheden van de Vertegenwoordigers erg omvangrijk waren, werden aparte"Bureaus van het Nederlandse Beheersinstituu" opgericht. Dit was b.v. het geval in Amsterdam, Rotterdam en Den Haag. De Vertegenwoordigers werden bijgestaan door plaatselijke Adviescommissies voor Rechtsherstel en Beheer.
De organisatie van het hoofdkantoor is in de loop van het bestaan van het NBI, zoals gebruikelijk en te verwachten is, enkele malen gewijzigd. Constanten in de organisatie zijn de afdelingen Beheer en Juridische Zaken en sinds eind 1946 het tot het Hoofdkantoor behorende Bureau/Afdeling Bijzondere Beheren. Tot slot kan nog gemeld worden dat in Nederlands Indië, Curaçao en Suriname alsmede in Brussel, Londen, Parijs en New York bijkantoren van het NBI gevestigd zijn geweest.
Volgens de betreffende regelingen waren zowel bezitters van vijandelijke als van landverraderlijke vermogens verplicht tot aangifte bij het NBI. Bij de opsporing van niet aangegeven vermogens werd het NBI bijgestaan door de Centrale Vermogens Opsporingsdienst.
Voor het werk door de afdelingen werd een Handleiding voor het NBI ingericht (met trefwoordenregister), waarbij aan de hand van de wettelijke regelingen waar het werk van het NBI op stoelt, aanwijzingen voor de uitvoering gegeven worden. Deze bevinden zich in meerdere (maar wellicht niet alle gelijke) exemplaren in het archief (inv.nr. 314, 21264 en 21265). Instructies voor het werk zijn ook te vinden in de Leidraad voor de toepassing van het Besluit Herstel Rechtsverkeer en het Besluit Vijandelijk Vermogen, een uitgave van het NBI.
Het NBI is op 1 augustus 1945 formeel met zijn werkzaamheden begonnen door te starten met overname van de werkzaamheden van het Militair Commissariaat voor het Rechtsherstel, een onderdeel van de Staf Militair Gezag. Door de verwarde situatie in het land duurde het enige tijd voordat het NBI ook de facto het beheer ter hand kon nemen. De werkzaamheden van het NBI hadden betrekking op"bestuu","bewin" en"behee".
Van"bestuu" was sprake in gevallen, waarin rechtspersonen door omstandigheden niet in staat waren zelf in hun bestuur te voorzien of waarin in rechtspersonen meer dan 50% van het kapitaal in handen was van vijandelijke onderdanen of van N.S.B. ers. In het eerste geval heeft het NBI na de benoeming geen bemoeienis met het bestuur en wordt geen heffing maar een eenmalige retributie geheven; in het tweede geval wordt een bestuurder benoemd met de instructie als van een beheerder en wordt er een heffing geheven."Bewin" werd slechts gevoerd over vermogens van afwezigen, waarvan het vermogen niet aan de Staat zou toevallen. Hoewel de bewindvoerders (ca. 20.000) een instructie hadden, die grotendeels overeenstemde met die van de beheerders, was hun positie een geheel andere. De bewindvoerder was niet de verlengde arm van het NBI, maar een zelfstandige, die alleen zijn benoeming en bevoegdheden aan het NBI ontleende, maar overigens zelf het bewind voerde en aansprakelijk was. Bij wanbeheer van de bewindvoerder kon het NBI hem ontslaan, doch geen verantwoording eisen. Dit moest via andere wegen geschieden. De bewindvoerders konden ook rechtspersonen zijn, zoals b.v. de Stichting Bewindvoering Afwezigen en Onbeheerde Nalatenschappen.
Het"behee" van het NBI omvatte meer dan het beheer zoals dat in het spraakgebruik gehanteerd wordt. Volgens art. 11 van E 133 bestond beheer uit beheren, bewaren en liquideren. Dat laatste is het bijzondere aan dit begrip beheer. Men kon dus tot liquidatie overgaan, niet alleen als het in het belang van het beheerde vermogen of in het belang van de schuldeisers was, maar ook als het niet in hun belang was, doch in het algemeen belang of werd gevorderd door de juiste verhoudingen in een tak van bedrijf of beroep. Behalve voor het liquideren van vermogens in het belang van particulieren waren er beletselen geschapen voor het ten onrechte overgaan tot liquidatie doordat toestemming van de procureur-fiscaal en/of de minister van Economische Zaken vereist was. Het beheer diende overigens te geschieden"als een goed huisvade", hetgeen een actief beheer inhield.
De beheerders werden in het algemeen benoemd door de Vertegenwoordigers van NBI. Zij waren gebonden aan een uitvoerige instructie, die toegesneden was op beheerders van bedrijven, maar van overeenkomstige toepassing was voor bewindvoerders voor afwezigen en de andere beheerders. Zij waren o.m. gebonden aan geheimhouding en indiening van beginverslag, kwartaal- en jaarverslag en rekening en verantwoording aan het eind van het beheer. Een en ander werd gecontroleerd door een accountant. De vergoeding voor de werkzaamheden van de beheerder werd vastgesteld door het NBI. Het honorarium bedroeg voor het beheer van privé vermogens 1,4% van het actief vermogen per jaar, met een maximum van fl. 1000,--. Voor het beheer van bedrijfsvermogens gold dat het salaris hetzelfde moest zijn aan dat van de afgezette directeur, met een maximum van fl. 15.000,-- per jaar, ook bij beheer van meer dan één bedrijfsvermogen. Het beheerde vermogen mocht tevens belast worden voor vergoeding van reis- en verblijfkosten in verband met het beheer.
Door het NBI werd gestreefd naar zoveel mogelijk beheer in eigen hand ten koste van het beheer door niet tot het NBI behorende beheerders. Soms werden daarmee binnen het NBI speciale commissies belast, zoals b.v. de Commissie Beheer Vaartuigen en de Commissie Beheer Vermogen van Vijandelijke Verzekeringen. Sommige vermogensbestanddelen werden geacht echter beter door speciale (soms alleen technische) beheerders buiten het NBI, maar wel rechtstreekse financiële verantwoording aan het NBI, uitgevoerd te kunnen worden. Deze konden al of niet door het NBI opgericht zijn. Zo waren er o.a. de Stichting Beheer Vijandelijke Octrooien en Merken, de Nederlandse Kastelenstichting, de Stichting Algemeen Beheer voor Draf- en Renpaarden, de Stichting Nederlands Kunstbezit, de Stichting Pleziervaartuigen, de Provinciale Voedselcommissarissen (beheer landbouwbedrijven en -gronden), de Rijksbureaus voor Handel en Nijverheid (grondstoffen en halffabrikaten), het Staatsbosbeheer (bospercelen) enz..
Het beheer kon beëindigd worden door ontvijanding (vijandelijk vermogen) of door buitenvervolgingstelling of beschikkingen van tribunalen/kantonrechters, Bijzondere Gerechtshoven of de Minister van Justitie. (vermogens van politieke delinquenten). Van alle beschikkingen, handelingen, uitspraken etc. van het NBI stond aan belanghebbenden beroep open bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel. Om de Raad te ontlasten van het grote aantal beroepen (van voornamelijk politieke delinquenten) zijn in oktober 1948 Commissies Beheersconflicten ingesteld, waarvan de uitspraken door het NBI in acht werden genomen.
Bij rijkswet van 9 maart 1967, in werking getreden op 1 juni 1967, werd de Raad voor het Rechtsherstel met zijn afdelingen en organen (dus ook het NBI) opgeheven - met uitzondering van de afdeling Effectenregistratie -, omdat de werkzaamheden van de Raad grotendeels voltooid waren. Voor zover taken nog niet afgelopen waren werden deze door andere organen (o.a. het ministerie van Justitie) overgenomen. Voor het effectenrechtsherstel bleef de Afdeling Effectenregistratie nog actief tot aan de opheffing bij wet van 7 januari 1971 stb. 1, in werking getreden op 1 oktober 1971.
De liquidatie van aan de Staat vervallen Duitse vermogens heeft fl. 750 miljoen gulden opgebracht, terwijl de kosten van het NBI fl. 100 miljoen gulden bedroegen.
Nederlandse Beheersinstituut (NBI): Beheersdossiers
Ned. Beheersinstituut / Beheersdossiers