. . "Ministerie van Binnenlandse Zaken: Opperleiding der Nieuwe Vluchtelingenkampen en Interneringsdepot\n\nBiZa / Vluchtelingenkampen"@nld . "Als gevolg van een reorganisatie van de departementen in september 1918 ontstonden er twee nieuwe ministeries, te weten het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en het Ministerie van Arbeid. Hierdoor behield het Ministerie van Binnenlandse Zaken van de voormalige afdeling Volksgezondheid en Armwezen (1910-1918) enkel de zorg voor het Armwezen. Deze afdeling werd op 25 september 1918 ingesteld en op 31 december 1947 opgeheven. Eén van de taken van deze afdeling bestond uit de toepassing van de Armenwet van 1912 en de zaken die hiermee verband hielden.\n\nMeteen bij het begin van de Eerste Wereldoorlog kwam een groot aantal Belgische vluchtelingen naar Nederland. In principe moesten plaatselijke weldadigheidsinstellingen krachtens de Armenwet behoeftige buitenlanders ondersteunen. In de praktijk ging dit echter de financiële draagkracht van deze instellingen ver te boven. Daarom werden vluchtelingen die zelf voor woonruimten zorgden op rijkskosten door gemeenten en vluchtelingencomités ondersteund. De overige werden ondergebracht in door het Rijk bekostigde vluchtoorden. Voor de bundeling van de activiteiten van de verschillende comités werd op 21 september 1914 bij Koninklijk Besluit de Centrale Commissie tot behartiging der belangen van naar Nederland uitgewekenen opgericht.\"Centraal Comité Vluchtelinge\".\n\nAan het eind van de Eerste Wereldoorlog zocht een nieuwe groep vluchtelingen uit verschillende landen in september en oktober 1918 zijn toevlucht in Nederland. In verband daarmee stelde het Ministerie van Binnenlandse Zaken de\"Opperleiding van de nieuwe krijgsgevangenkampe\"(ook bestemd voor vluchtelingen en deserteurs) in. De leiding daarvan werd aanvankelijk opgedragen aan generaal-majoor M. Onnen, hoofd der Afdeling Internering van het Algemeen Hoofdkwartier van Defensie, om vervolgens door generaal-majoor A.J. Schotman te worden overgenomen. Het kamp in Bergen (N-H) werd speciaal aangewezen voor Duitse deserteurs en andere vreemdelingen. Een aantal van de vluchtelingenkampen werden voor eind februari 1919 al weer opgeheven. Tijdens de voorbereidingen van de Staatsbegroting voor 1922 werd tegen de zin van de Opperleiding besloten om dit college in het kader van een bezuinigingsoperatie op te heffen .\n\nDe machtsovername in Duitsland door Hitler resulteerde de komende jaren in een toenemende stroom van vooral Joodse en politieke vluchtelingen, die vanwege het opkomende nationaal-socialisme uitweken. Na de aansluiting van Polen bij Duitsland werden de Poolse joden bij duizenden over de grens gezet. Uit reactie op een aanslag van een joods meisje op de Duitse gezant te Parijs begin november dat jaar had in Duitsland de Reichskristallnacht plaats. Hierdoor ontvluchtten vele joden. Op 4 januari 1939 stelde de Minister van Binnenlandse Zaken een Centrale Commissie voor het Vluchtelingenvraagstuk in. De maand daarvoor had hij samen met zijn collega van het Ministerie van Justitie ondermeer in Rotterdam, Amsterdam, Gouda, Eindhoven, Driebergen en Sluis verblijflaatsen voor vluchtelingen aangewezen. Omstreeks de jaarwisseling van 1938-1939 werden de Regeringsgemachtigden voor de onderbrenging van Joodsche vluchtelingen aangewezen, wier werkzaamheden administratief werden ondersteund door het Vluchtelingenbureau. Op 10 augustus 1939 werd dit samengevoegd met Bureau Armwezen/VI van Binnenlandse Zaken. In juli 1940 kwam de vluchtelingenzorg inclusief het beheer over het Centraal Vluchtelingenkamp te Westerbork onder het Ministerie van Justitie te ressorteren ."@nld . "Ministerie van Binnenlandse Zaken: Opperleiding der Nieuwe Vluchtelingenkampen en Interneringsdepot\n\nBiZa / Vluchtelingenkampen"@nld . .