De archieven afkomstig van de DER die momenteel door het Algemeen Rijksarchief worden bewaard en het voorwerp van deze inventaris uitmaken, vormden aanvankelijk zes aparte archiefblokken die elk op verschillende tijdstippen werden overgebracht. De eerste overdracht dateert vermoedelijk uit 1966, toen in de nasleep van het bezoek van voormalig rijksarchivaris Marie-Rose Desmed-Thielemans aan de DER een aantal archiefreeksen op het Rijksarchief te Beveren-Waas belandden. Het ging hier om dossiers inzake de recuperatie van schepen en scheepsvrachten, de documentatiedossiers inzake het Schumanplan en de statuten van de steenkoolmijnen, de steekkaartenbakken betreffende de ondersteuning van de Belgische vlasindustrie en de dossiers inzake de handelsbetrekkingen met Turkije en Oost-Duitsland, goed voor zowat 8 strekkende meter. Later, vermoedelijk rond begin jaren 1980, belandde dit deelbestand op het Algemeen Rijksarchief. De historiek achter de verwerving van twee van de zes archiefblokken die op het Algemeen Rijksarchief berustten, viel wegens lacunes in het centraal dossier niet precies te reconstrueren. Het gaat hier vooreerst om een deelbestand van ongeveer zes strekkende meter, hoofdzakelijk opgebouwd rond reeksen notulen van de DER en diens rechtsvoorganger in ordners en in dossiers, en in tweede instantie om een kleiner bestand van ca. 2 strekkende meter afkomstig van de Dienst van het Sekwester, samengesteld uit notulen in dossiervorm, met financiële verslagen en bijlagen. Beide bestanden werden vermoedelijk in de loop van de jaren 1990 overgedragen. De volgende overdracht vond plaats begin 2004, toen een archiefdepot van de FOD Economie in de Belgradostraat nr. 15 te Vorst diende te worden leeggehaald. Uit besparings-overwegingen besloot men in overheidskringen reeds eind 2001 om de huur van het gebouw in Vorst op te zeggen. Na rondvraag bij de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie omtrent de eventuele administratieve waarde van het archief kon in 2003 door een team van het Algemeen Rijksarchief worden overgegaan tot een selectie. Na precies 110 werkdagen was de noodoperatie in februari 2004 beëindigd. Van de 3500 meter archief uit het depot werden 658 meter, afkomstig van 54 verschillende instellingen, gevrijwaard en overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief. Hiertussen bevond zich een klein archiefbestand met notulen afkomstig van de beheerraad van de DER, destijds gericht aan een van de raadsleden van het Ministerie van Economische Zaken. Begin 2006 werd onder toezicht van rijksarchivaris Luc Vandeweyer nog een klein archiefbestand van ca. 2 strekkende meter afkomstig van het Ministerie van Financiën overgedragen. Het bestand berustte in een depot aan de Willebroekkaai en bevatte hoofdzakelijk dossiers met notulen, alsook rapporten omtrent Duitse herstelbetalingen en de heruitrusting van de Belgische steenkoolmijnen. De laatste fase vond plaats in 2011, toen op 4 oktober van dat jaar een deelbestand van ongeveer 7 strekkende meter werd overgedragen door dhr. Bart Eeman, werkzaam bij de Cel Recuperatie van Geroofde Kunst onder de DG Economisch Potentieel van de FOD Economie. Het betrof hier de dossiers en stukken van het bureel belast met de recuperatie van geroofde kunst binnen de Directie Restitutie van de DER. Het deelbestand werd"herontdek" in september 2010. Tijdens een onderhoud met dhr. Bart Eeman van de Cel Recuperatie van Geroofde Kunst bleek dat de dienst bereid was om het deelbestand over te dragen van zodra intern een digitale"werkkopi" van de stukken was gemaakt. Toen deze tegen de zomer van 2011 was voltooid, kon de praktische overdracht worden voorbereid. De overbrenging zelf was onderworpen aan een overeenkomst tussen het Algemeen Rijksarchief en de FOD Economie, volgens dewelke het overgedragen deelarchief binnen de zes maanden zou worden geïnventariseerd. Tevens verbond het Algemeen Rijksarchief er zich toe om een digitale kopie van het herordende en geïnventariseerde bestanddeel ter beschikking te stellen van de DG Economisch Potentieel. De onderhavige inventaris is dus het resultaat van het samenvoegen van de zes voornoemde deelarchieven. Uiteraard kan men inbrengen dat de drie reeksen notulen van Financiën en Economische Zaken (waarvan twee afkomstig van Financiën en één van Economische Zaken) strikt genomen niet thuishoren in het herenigde archiefbestand. Overeenkomstig het bestemmingsbeginsel mag men stellen dat de reeksen notulen bestemd waren om te worden bewaard door de raadsleden uit deze verschillende departementen, vermits de exemplaren voor hen bestemd waren. Daartegenover staat dat de betrokken personen deze notulen ontvingen in hun hoedanigheid van raadsleden van de DER. Uit nader onderzoek van de bescheiden bleek tevens dat ze soms een aanvulling vormen op de reeks notulen die door het secretariaat van de DER en diens rechtsopvolgers waren bewaard: soms bleken de notulen in de dossiers bijvoorbeeld bijlagen te bevatten die elders niet voorkwamen. Om een verlies aan informatie te vermijden en de beschikbare stukken voor toekomstige onderzoekers gemakshalve in één bestand te integreren, werd bijgevolg besloten om de relevante dossiers afkomstig van Financiën en Economische Zaken op te nemen in deze inventaris. Uiteraard werd bij de dossiers in kwestie telkens de verwijzing naar de herkomst vermeld. Onder deze voorwaarde leek de integratie van de stukken ons gerechtvaardigd.
http://lod.ehri-project-test.eu/acquisitions/be-006093-be_a0545_244-nld-be_a0545_006785_006783_dut_nld an entity of type: Activity
De archieven afkomstig van de DER die momenteel door het Algemeen Rijksarchief worden bewaard en het voorwerp van deze inventaris uitmaken, vormden aanvankelijk zes aparte archiefblokken die elk op verschillende tijdstippen werden overgebracht. De eerste overdracht dateert vermoedelijk uit 1966, toen in de nasleep van het bezoek van voormalig rijksarchivaris Marie-Rose Desmed-Thielemans aan de DER een aantal archiefreeksen op het Rijksarchief te Beveren-Waas belandden. Het ging hier om dossiers inzake de recuperatie van schepen en scheepsvrachten, de documentatiedossiers inzake het Schumanplan en de statuten van de steenkoolmijnen, de steekkaartenbakken betreffende de ondersteuning van de Belgische vlasindustrie en de dossiers inzake de handelsbetrekkingen met Turkije en Oost-Duitsland, goed voor zowat 8 strekkende meter. Later, vermoedelijk rond begin jaren 1980, belandde dit deelbestand op het Algemeen Rijksarchief. De historiek achter de verwerving van twee van de zes archiefblokken die op het Algemeen Rijksarchief berustten, viel wegens lacunes in het centraal dossier niet precies te reconstrueren. Het gaat hier vooreerst om een deelbestand van ongeveer zes strekkende meter, hoofdzakelijk opgebouwd rond reeksen notulen van de DER en diens rechtsvoorganger in ordners en in dossiers, en in tweede instantie om een kleiner bestand van ca. 2 strekkende meter afkomstig van de Dienst van het Sekwester, samengesteld uit notulen in dossiervorm, met financiële verslagen en bijlagen. Beide bestanden werden vermoedelijk in de loop van de jaren 1990 overgedragen. De volgende overdracht vond plaats begin 2004, toen een archiefdepot van de FOD Economie in de Belgradostraat nr. 15 te Vorst diende te worden leeggehaald. Uit besparings-overwegingen besloot men in overheidskringen reeds eind 2001 om de huur van het gebouw in Vorst op te zeggen. Na rondvraag bij de FOD Economie, KMO, Middenstand en Energie omtrent de eventuele administratieve waarde van het archief kon in 2003 door een team van het Algemeen Rijksarchief worden overgegaan tot een selectie. Na precies 110 werkdagen was de noodoperatie in februari 2004 beëindigd. Van de 3500 meter archief uit het depot werden 658 meter, afkomstig van 54 verschillende instellingen, gevrijwaard en overgebracht naar het Algemeen Rijksarchief. Hiertussen bevond zich een klein archiefbestand met notulen afkomstig van de beheerraad van de DER, destijds gericht aan een van de raadsleden van het Ministerie van Economische Zaken. Begin 2006 werd onder toezicht van rijksarchivaris Luc Vandeweyer nog een klein archiefbestand van ca. 2 strekkende meter afkomstig van het Ministerie van Financiën overgedragen. Het bestand berustte in een depot aan de Willebroekkaai en bevatte hoofdzakelijk dossiers met notulen, alsook rapporten omtrent Duitse herstelbetalingen en de heruitrusting van de Belgische steenkoolmijnen. De laatste fase vond plaats in 2011, toen op 4 oktober van dat jaar een deelbestand van ongeveer 7 strekkende meter werd overgedragen door dhr. Bart Eeman, werkzaam bij de Cel Recuperatie van Geroofde Kunst onder de DG Economisch Potentieel van de FOD Economie. Het betrof hier de dossiers en stukken van het bureel belast met de recuperatie van geroofde kunst binnen de Directie Restitutie van de DER. Het deelbestand werd"herontdek" in september 2010. Tijdens een onderhoud met dhr. Bart Eeman van de Cel Recuperatie van Geroofde Kunst bleek dat de dienst bereid was om het deelbestand over te dragen van zodra intern een digitale"werkkopi" van de stukken was gemaakt. Toen deze tegen de zomer van 2011 was voltooid, kon de praktische overdracht worden voorbereid. De overbrenging zelf was onderworpen aan een overeenkomst tussen het Algemeen Rijksarchief en de FOD Economie, volgens dewelke het overgedragen deelarchief binnen de zes maanden zou worden geïnventariseerd. Tevens verbond het Algemeen Rijksarchief er zich toe om een digitale kopie van het herordende en geïnventariseerde bestanddeel ter beschikking te stellen van de DG Economisch Potentieel. De onderhavige inventaris is dus het resultaat van het samenvoegen van de zes voornoemde deelarchieven. Uiteraard kan men inbrengen dat de drie reeksen notulen van Financiën en Economische Zaken (waarvan twee afkomstig van Financiën en één van Economische Zaken) strikt genomen niet thuishoren in het herenigde archiefbestand. Overeenkomstig het bestemmingsbeginsel mag men stellen dat de reeksen notulen bestemd waren om te worden bewaard door de raadsleden uit deze verschillende departementen, vermits de exemplaren voor hen bestemd waren. Daartegenover staat dat de betrokken personen deze notulen ontvingen in hun hoedanigheid van raadsleden van de DER. Uit nader onderzoek van de bescheiden bleek tevens dat ze soms een aanvulling vormen op de reeks notulen die door het secretariaat van de DER en diens rechtsopvolgers waren bewaard: soms bleken de notulen in de dossiers bijvoorbeeld bijlagen te bevatten die elders niet voorkwamen. Om een verlies aan informatie te vermijden en de beschikbare stukken voor toekomstige onderzoekers gemakshalve in één bestand te integreren, werd bijgevolg besloten om de relevante dossiers afkomstig van Financiën en Economische Zaken op te nemen in deze inventaris. Uiteraard werd bij de dossiers in kwestie telkens de verwijzing naar de herkomst vermeld. Onder deze voorwaarde leek de integratie van de stukken ons gerechtvaardigd.
Acquisition